Met een experimentensubsidie van de gemeente Enschede maakt EVT een film van De Kale Zangeres. EVT zal dit stuk 75 keer op de planken brengen.
Op 3 april 1976 gaan het toneelstuk én de film in première van De Kale Zangeres van de schrijver Eugène Ionesco. De film is mogelijk dankzij experimentensubsidie van de gemeente. De Enschedese cineast-fotograaf Barend Gerritsen treedt op als cameraman. Er worden beelden gemaakt met verschillende filmtechnieken die een vervreemdend effect hebben. Door eerst een live première in de theaterkroeg van Concordia te geven en na de pauze de film te tonen in toneelstudio Imago wordt het vervreemdende effect nog vergroot. Wethouder van de Meer spreekt de wens uit dat ook andere amateurgezelschappen experimenten ondernemen: er is namelijk geld in de pot overgebleven. (1)
De Kale Zangeres is een klassieker van het absurde theater. Absurd theater verwijst naar de filosofie van Albert Camus die de ervaring beschrijft van de mens als een vreemdeling in een wereld zonder illusies en licht. Deze absurde ervaring wordt voelbaar na de verschrikkingen van twee wereldoorlogen, de illusies van de grote ideologieën, het verval van de kerk en de opkomst van het consumentisme.
Ionesco is een van de toneelschrijvers die de ervaring van het absurde voelbaar maakt. Hij voelt als jongeman plaatsvervangende schaamte voor acteurs: hij ziet niets anders dan de touwtjes waar ze aan gebonden zijn als in een poppentheater. Maar als hij later een cursus Engels doet, valt het kwartje. Er worden dingen beschreven als ‘een week heeft zeven dagen’, ‘de vloer is beneden en het plafond boven’. “Dingen die ik misschien wel wist, maar waar ik nooit serieus over nagedacht had of die ik was vergeten en dat leek me ineens net zo verrassend als onbetwist waar”.(2) Als het echtpaar Smith in de cursus wordt geïntroduceerd, informeert mevrouw Smith haar man dat ze kinderen hebben, in de buurt van Londen wonen en dat hij een klerk is. Later komen de Martins op visite en de twee stellen beginnen nog meer waarheden uit te wisselen, zoals: ‘op het platteland is het rustiger dan in de grote stad’. Ionesco gebruikt deze ervaring om De Kale Zangeres te schrijven, zijn eerste toneelstuk. Er worden allerlei waarheden uitgewisseld tot uiteindelijk de taal uiteen valt in losse woorden en fragmenten.
Tijdens de repetities voor de première van het stuk in 1950 komt de regisseur Nicolas Bataille erachter dat het niet werkt om het stuk als een parodie te spelen. De acteurs moeten met dodelijke ernst volledig geloven in wat ze zeggen en doen, alsof ze Ibsen spelen. Voor het decor vraagt hij simpelweg gevraagd om de salon van diens Hedda Gabler. Ionesco is geroerd hoe de spelers zijn verbeelding tot leven brengen. Hij realiseert dat hij de touwtjes waar ze aan zitten juist moet laten zien. Hij leert wat het betekent “een ander mens te worden, terwijl het al moeilijk genoeg is zichzelf uit te houden; een ander te begrijpen met de hulp van de regisseur, terwijl men niet eens zichzelf begrijpt”.(2) Ondanks alles blijkt het mogelijk om de ervaring van het absurde te delen.
Sinds 1957 wordt het stuk dagelijks gespeeld in het Parijse Théâtre de la Huchette. Ook EVT heeft een indrukwekkende opvoeringsgeschiedenis. Op 20 januari 1989 speelt EVT De kale zangeres maar liefst voor de 75e keer. Er zijn optredens geweest van middelbare scholen tot de Alliance Française en van Kampen tot Nijmegen. “We verbazen ons er soms over waar het publiek nog vandaan komt.”(3) Vijf van de zes rollen worden steeds door dezelfde personen bezet. “Als je van de tekst afwijkt loopt de boel in het honderd. (…) Ondanks de routine hebben we elke keer vlinders in de buik.”(3) Het publiek lacht zich slap, herkent veel in de absurde conversaties, maar “sommige mensen worden heel verdrietig van het stuk. Het is ook eigenlijk heel triest.”(3) Ook EVT blijkt in staat de ervaring van het absurde voelbaar te maken.
Volgende keer: Enschede’s Vrije Toneel verlangt al lange tijd naar een eigen theatertje. Begin jaren ’80 is het zover: door een coöperatieve vereniging wordt het Vestzaktheater geopend.
Referenties
(1) Tubantia, 31 januari 1976
(2) Esslin, M. (1980). The theatre of the absurd. Harmondsworth: Penguin.
(3) Tubantia, 19 januari 1989