De toneelspeler en zijn kunst

Binnen tien jaar na de oprichting bereikt het toneelspel van deze arbeidersvereniging een hoog niveau. Het verheffingsideaal in de praktijk.

Op 14 oktober 1911 treedt EVT op met Rosmersholm, wel het meest gelaagde stuk van Henrik Ibsen genoemd. Het onderzoekt de spanning tussen behoud en verandering. De recensie is enthousiast, vooral over mejuffrouw van Hummel, de dochter van een van de oprichters: “(zij) bezit meer dan iemand anders de schoone gave, zich zóó in het wezen des persoons in te denken, dat zij bijna in werkelijkheid die persoon is. (Ze) verdient wel opnieuw den grootsten lof voor de prachtige vertolking van de met zoo diep gevoel gespeelde rol.”(1)

Tot de eerste wereldoorlog is er veel lof voor EVT: een groot succes, het is àf, de perzik smaakt naar meer, het spel verdient nieuwe lauweren. Het niveau wordt zeldzaam genoemd voor een dilettantenvereniging en regelmatig vergeleken met dat van artiesten van professie. De ambitie, ernst en nauwgezetheid van de “kranige dilettanten” met hun degelijke, weldoorwrochte, en welbestudeerde aanpak worden geloofd.

Het publiek is ook enthousiast. Het zal geen spijt hebben gehad een wandeling door het natte weer te hebben gemaakt. Het is ademloos stil, luistert ingespannen, rustig, aandachtig of aanhoudend. Er is warm applaus aan het eind en soms is er ook een zacht applaus bij open doek. Na afloop wordt links en rechts bewondering uitgesproken over het mooie, welbestudeerde en boeiende spel. En dit alles is mogelijk omdat “niemand door roken in de zaal gehinderd wordt en de dames-toeschouwers zelfs haar hoeden ‘af’ hebben!” (2)

Een idee van toneelspel in die tijd geeft het boekje De Toneelspeler en zijn Kunst uit 1918. Spel, kostuum, grime en décor horen alle bij te dragen aan een mooie, harmonische, realistische voorstelling. Voor het spel geldt als “eerste eisch: duidelijk verstaanbaar en zuiver Hollandsch te spreken.”(3) De klank, het ritme en het samenspel moeten erop gericht zijn om bij het spreken tot een harmonisch geheel te komen. Het hele lichaam speelt mee: “Als beweging altijd in overeenstemming is met het te-zeggen-woord, dan wordt zijn spel een volkomen harmonie met zijn innerlijk.”(4) Ook typering speelt een belangrijke rol: “jezelf te veranderen van de punten van je schoenen tot je haren toe; je zóó onherkenbaar te maken, dat men den acteur geheel vergeet en een vréémde voor zich meent te zien.”(5)

Het Costuum. Uit De Toneelspeler en Zijn Kunst, 1918, P. 28

De landaard, maatschappelijke positie, conventies, mode en regels van wellevendheid moeten in acht genomen worden. De standen spelen hierbij een belangrijke rol. Er zijn uitgebreide beschrijvingen hoe boeren, stadsvolk, burgerstand, aristocratie en militairen zich gedragen en dus gespeeld moeten worden. De schrijver sluit af: “Wanneer alle gegevens goed doorwerkt worden en er ernstig getracht wordt om ze na te volgen, is er met artisten èn dilettanten veel te bereiken en kan men het tot een hoogte brengen, die het begrip Kunst benaderen.”(6)

EVT rond 1910 met in het midden Henny van Hummel als Nora in het stuk van Hendrik Ibsen

De recensies van het spel van EVT passen hierbij. Het spel wordt prachtvol, temperamentvol, artistiek, meesterlijk en vlot genoemd, maar ook sober, natuurlijk, keurig, rolvast en zonder overdrijving. De spelers worden geloofd voor hun goede Nederlands, waar aangenomen kan worden dat de meeste van hen thuis Twents spreken. In het bijzonder wordt ook aandacht besteed aan de vertolking van de rollen, waarbij geroemd wordt dat de spelers zich in hun rol thuis voelen en deze in de geest van de schrijver vertolken. Allemaal bijzonder voor een vereniging die is opgericht door en voor arbeiders die over het algemeen een beperkte opleiding hebben gehad. Het klassieke verheffingsideaal van de socialisten, dat je jezelf en de beschaving verbetert, wordt hier in praktijk gebracht.

Volgende keer: EVT wordt groot met het spelen van de realistische stukken van Herman Heijermans. En draagt diens socialistische boodschap graag uit.

Referenties
(1) Tubantia, 17 oktober 1911
(2) Tubantia, 1 april 1911
(3) Wessels, W. (1918). De tooneelspeler en zijn kunst. Haarlem: Tjeenk Willink & zoon, p. 8
(4) Ibid., p. 111
(5) Ibid., p. 26
(6) Ibid., p. 144