De Eerste Wereldoorlog maakt mede een einde aan de eerste bloeiperiode van EVT. Ze doen het niet volgens het boekje.
Op 23 oktober 1920 treedt EVT op met Dolle Hans. Dit stuk van Jan Fabricius schildert de vernedering en ondergang van officier Hans – een Nederlands opgevoede man van deels Indische afkomst, die slachtoffer wordt van de blinde rassenhaat van zijn majoor. EVT lijkt terug van weggeweest: “Door het vertrek van eenige der beste krachten is het gezelschap achteruitgegaan en de oorlog heeft langen tijd zijn optreden verhinderd. Gaandeweg viel er verbetering te constateeren en de opvoering van Dolle Hans is weer schitterend geweest. Deze prachtige uitvoering is er een bewijs voor, dat voor dit dilettanten tooneelgezelschap weer een bloei tijdperk gaat aanbreken.”(1)
Onder de leden die weggegaan zijn is ook de ster van het eerste uur: Henny van Hummel. Zij is getrouwd met Hendrik Lansink en samen zijn ze naar Amsterdam verhuisd. Tijdens de eerste wereldoorlog, in het najaar van 1917 komen enkele personen bij een bestuurslid en vragen: “Hoe staat het met de toneelvereeniging?”. Het bestuurslid antwoordt: “Wij kunnen momenteel niet”. Er wordt besloten om een advertentie te plaatsen en na de aanmelding van enkele nieuwe krachten en een nieuwe regisseur kan de vereniging weer van start gaan. (2)
Toch worden er in 1930 opnieuw beginnersfouten geconstateerd: “Men spreekt te zacht en te onduidelijk. Een tweede opmerking: wanneer er lampen op het tooneel moeten branden, plaatse men die steeds zoo, dat dit licht niet belet de spelers te zien. Een derde opmerking: men hoede zich voor uniform acteeren. Iedereen overdreef zaterdag een beetje, zoowel naar den komischen als naar den tragischen kant. En tenslotte: men verkorte de pauzes zooveel mogelijk. Dat de opvoering van een vierbedrijvig tooneelstuk duurt van half acht tot over twaalven, mag niet voorkomen.”(3)
In de jaren ’20 en ’30 is de regisseur bij uitstek verantwoordelijk om dergelijke fouten te vermijden. Zo valt in ieder geval te lezen in het boekje Alles klaar? ….. Halen! uit 1934. De regisseur heeft een allesbepalende rol en zijn bevelen zijn wet. Hij bereidt alles tot in de puntjes voor: hij maakt zich een beeld van het stuk, van de karakters en van de tekst. Hij voert een regieboek met aanwijzingen voor de acteurs in zwart en voor de regisseur in rood. In een aantal leesavonden neemt de regisseur dit met de spelers tot in detail door. Elke klemtoon wordt zelfs al vastgelegd.
Vervolgens zijn er 16-20 repetities in een tijd van 10 weken, minstens 10 repetities worden zonder boekjes en met vlotte rolkennis gedaan, de laatste 4 of 5 repetities wordt het hele stuk doorgenomen. De spelers moeten thuis veel aan hun rol te werken, bij voorkeur elke dag voor een spiegel om de eigen mimiek en plastiek goed te kunnen observeren. Tot slot volgt de generale repetitie, liefst met schmink en kostuums en veranderingen in decor. Als alle voorbereidingen goed gegaan zijn, kan de uitvoering plaats vinden. De regisseur zorgt voor kalmte en rust. Hij controleert of de deuren in het decor goed openen en sluiten. Dan “kruipt de souffleur in zijn bescheiden huisje en geeft het sein: Alles klaar?…. Halen!”(4)
De regisseurs van EVT zijn degenen die opleiding hebben gehad en niet uit Twente komen. De eerste regisseur, Hendrik van Ollefen, is schoolmeester. De regisseur die in de jaren ’20 en ’30 EVT leidt is Mozes Wijnberg, vendumeester bij de groente- en tuinbouwveiling. Ook bij EVT is de regisseur bepalend. Marie Edelenbos vertelt bij haar afscheid hoe het er in de jaren ’30 aan toe ging. “Bij de rolverdeling klopte je hart of je mee mocht doen, want er was veel animo”.(5) Er gelden strenge regels: “wanneer je vier keer niet op een repetitie was geweest werd je geschrapt als lid”.(5) De nieuwe leden krijgen de mogelijkheid om te leren spelen. Daartoe is de groep opgesplitst in A-leden en B-leden. EVT-lid Wilhelmina Van den Berg-Jonge Poerink “oefent [daarbij] ontegenzeggelijk een zeer grooten invloed uit op ‘komende krachten’”.(6) Bij haar 25-jarig lidmaatschap van EVT in 1929 spreekt de voorzitter “de hoop uit dat mevr. v.d. Berg, die altijd “het moedertje” van de vereeniging werd genoemd, nog vele jaren haar krachten mocht wijden aan het Vrije Toneel, tot heil van het socialisme en de kunst.”(6)
Volgende keer: Een vrije vereniging moet zorgen voor zijn eigen geld. Aan steun voor het Enschede’s Vrije Toneel is echter geen gebrek.
Referenties
(1) Tubantia, 25 oktober 1920
(2) Tubantia, 4 mei 1927
(3) Tubantia, 29 september 1930
(4) Pieters, C. J., & Eijsden, H.A. van. (1934). Alles klaar?… Halen: Een practische vraagbaak voor amateur-tooneelspelers. Strengholts Uitgevers Maatschappij, p.63
(5) Tubantia, 28 december 1976
(6) Tubantia, 18 maart 1929